Soms kan een stichting door omstandigheden nog geen activiteiten verrichten om haar statutaire doel te behalen. Deze situatie hoeft volgens de Hoge Raad geen belemmering te zijn voor de status van algemeen nut beogende instelling (anbi).
In de zaak voor de Hoge Raad was een stichting de enig erfgenaam van haar oprichter. Deze erflater had wel via een legaat het vruchtgebruik van de nalatenschap toegewezen aan zijn vrouw. Hierdoor kon de stichting zolang de vrouw leefde de nalatenschap niet gebruiken voor haar statutaire doelstelling: het steunen van charitatieve instellingen. De inspecteur weigerde daarom de stichting aan te merken als anbi. De stichting moest daardoor erfbelasting betalen over de nalatenschap. Maar de Hoge Raad stelt dat de verkrijging onbelast is als men op het moment van de verkrijging redelijkerwijs kan verwachten dat de stichting de nalatenschap voor haar statutaire doel zal gebruiken.
Wet: artikel 32, eerste lid, onderdeel 3° Successiewet 1956
Meer informatie: Hoge Raad, 25 november 2011, LJN: BQ6141
Geef een reactie