Als een vennootschap meer dan 50% van de aandelen in een andere vennootschap bezit, mag de fiscus ervan uitgaan dat zij organisatorisch met elkaar zijn verbonden. De vennootschap in kwestie moet dan maar aantonen dat geen sprake is van een groepsrelatie. Dit heeft de Hoge Raad beslist.
Artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat onder een groep moet worden verstaan een economische eenheid, waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat het optreden onder gezamenlijke leiding kenmerkend is voor de aanwezigheid van een groep en dat daarvoor zeggenschap is vereist. Bezit van een meerderheidsbelang leidt volgens de Hoge Raad niet automatisch tot een groepsrelatie tussen een moeder- en dochtermaatschappij. Echter, de partij die zich beroept op het ontbreken van een groepsrelatie ondanks de aanwezigheid van een meerderheidsbelang, moet dit aannemelijk maken. Meestal zal dit de vennootschap zijn. Verder oordeelde de Hoge Raad dat het ontbreken van een geconsolideerde jaarrekening alleen niet betekent dat geen sprake is van een groep.
Wet: artikel 10d, lid 2 Wet Vpb
Meer informatie: Hoge Raad, 18 november 2011, LJN: BQ2860
Geef een reactie