Het is mogelijk dat een inwoner van een ander EU-land in dienstbetrekking is bij een in Nederland gevestigd bedrijf, maar een deel van zijn werkzaamheden in het woonland verricht. De Nederlandse fiscus mag in dat geval alleen belasting heffen over dat deel van het loon dat toe te rekenen is aan het aantal arbeidsuren dat de werknemer in Nederland heeft gewerkt.
De Hoge Raad heeft dit beslist in een zaak waarbij een Belgische vrouw zowel in Nederland als in België werkzaamheden had verricht voor haar twee in Nederland gevestigde werkgevers. De Belg stelde dat Nederland niet of slechts voor een deel belasting mocht heffen over haar looninkomsten. Het loon zou namelijk al in België onderworpen zijn aan gemeentebelasting. Hof Den Bosch oordeelde in de voorfase dat deze gemeentebelasting niet aangemerkt kon worden als belasting die door of vanwege een andere mogendheid wordt geheven. Ook vond het hof dat de vrouw haar dienstbetrekkingen geheel in Nederland had vervuld. De Hoge Raad stelde voorop dat Nederland alleen belasting mag heffen voor de uitoefening van de dienstbetrekking in Nederland en voor zover die dienstbetrekking niet in Nederland is uitgeoefend Nederland geen heffingsrecht heeft. Volgens de Hoge Raad had het hof een rekenfout gemaakt bij de toerekening van het loon van de Belg aan de werkzaamheden die zij in België had verricht. Het hof had daarbij moeten uitgaan van een overeengekomen arbeidsduur van 1504 uren in plaats van 1824 uren. Van deze 1504 uren had de vrouw 72 uren in België gewerkt, zodat deze gewerkte uren in België waren belast. Zo luidde het oordeel van de Hoge Raad.
Wet: artikel 7.2 Wet IB 2001 en artikel 15 Verdrag Nederland-België
Meer informatie: Hoge Raad, 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1261
Geef een reactie