De fiscus legde terecht een naheffingsaanslag loon- en inkomstenbelasting op aan een bv die het pensioen van haar dga een maand te laat had aangepast aan het Witteveenkader. Wel verminderde de rechter de naheffingsaanslag en boete, omdat er geen sprake was van het bewust achterwege laten van de aanpassing van de pensioenregeling.
De bv in kwestie kende haar dga een pensioen toe en hield dit pensioen sinds 1998 in eigen beheer. De pensioenregeling bevatte geen afkoopverbod en de pensioenopbouw was bovendien hoger dan toegestaan volgens de regels van het Witteveenkader. Die pensioenregeling moest daarom op grond van het overgangsrecht uiterlijk 1 juni 2004 worden aangepast aan de voorwaarden van het Witteveenkader. De bv had voor die datum een andere bv benaderd in verband met de aanpassing van de pensioenregeling en die bv bracht een offerte uit. De bv kon echter niet bewijzen dat dga akkoord was gegaan met die offerte en dat de pensioensregeling daadwerkelijk was gewijzigd. Nu de bv de pensioenregeling niet tijdig had aangepast, was de gehele pensioenregeling onzuiver geworden, stelde de inspecteur. Daarom merkte hij de pensioenaanspraak aan als loon uit vroegere dienstbetrekking en legde een naheffingsaanslag loon- en inkomstenbelasting op aan de bv. De rechtbank vond dat de inspecteur terecht de sanctie op niet-tijdige aanpassing van het pensioen had toegepast. Maar volgens de rechter bracht een redelijke uitleg van de wet met zich dat alleen loon- en inkomstenbelasting mag worden geheven over de gehele aanspraak, als de belastingplichtige bewust de aanpassing van de achterwege laat. In dit geval was de bv al vóór 1 juni 2004 begonnen met het aanpassen van de pensioenregeling aan het Witteveenkader. De inspecteur mocht daarom alleen naheffen over het deel van de aanspraak dat bovenmatig was.
Wet: artikel 19b, eerste lid en onderdeel a van de Wet LB 1964
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 5 november 2013 (gepubliceerd op 13 november 2013), ECLI:NL:RBGEL:2013:4262
Geef een reactie