De vraag of een werknemer voor de toepassing van de 30%-regeling aan het schaarste-criterium voldoet, is vaak moeilijk vast te stellen bij profvoetballers. Bij jonge voetballers kan de fiscus dit bepalen door te kijken hoe lang en hoe vaak die voetballer voor binnenkomst in Nederland op een niveau heeft gespeeld dat vergelijkbaar is met dat van de Nederlandse eredivisie.
Sinds de drastische wijziging van de 30%-regeling per 1 januari 2012 voldoet men in principe aan het schaarste-criterium zodra het salaris minimaal € 35.770 (salarisnorm 2013) bedraagt. Dit geldt echter niet voor alle gevallen. Zo toetst de Belastingdienst nog steeds of voetballers aan dit criterium voldoen. Maar vooral bij voetballers is het vaak moeilijk vast te stellen wat de kwaliteit van het talent is. Daarom mag de fiscus in zulke gevallen een kwantitatieve maatstaf hanteren. Dit komt erop neer dat de inspecteur zich steeds zal moeten afvragen hoe lang en hoe vaak de voetballer voor binnenkomst in Nederland op een niveau heeft gespeeld dat vergelijkbaar is met dat van de Nederlandse eredivisie. Volgens Hof Den Bosch is alleen talent niet genoeg. De aangeworven voetballer moet vóór de indiensttreding bij een voetbalclub in Nederland ook over relevante werkervaring beschikken. Dit was volgens het hof niet het geval voor een jonge Belgische voetballer die maar een half jaar voor de aanwerving behoorde tot de Belgische selectie van ‘het eerste team’. Het was namelijk niet duidelijk geworden hoe vaak die voetballer daadwerkelijk had gespeeld op het hoogste niveau in België. De inspecteur in kwestie had dus terecht de toepassing van de 30%-regeling geweigerd.
Wet: artikel 10e, 10ea en 10eb Wet op de Loonbelasting 1964
Meer informatie: Hof Den Bosch, 1 november 2013 (gepubliceerd op 7 november 2013), ECLI:NL:GHSHE:2013:5226
Geef een reactie