Hof Arnhem-Leeuwarden heeft bevestigd dat een betaling van een uitgestelde 'bruidsschat' na de echtscheiding een aftrekbare afkoop van een onderhoudsverplichting kan zijn.
De zaak voor het hof betrof een man en zijn (ex-)vrouw die voor het Soennitische Religieuze Hof te Beiroet waren verschenen om hun echtscheiding te regelen. Daarbij waren ze overeengekomen dat de man zijn vrouw een uitgesteld deel van de zogeheten ‘mahr’ zou betalen. Grofweg gezegd is de ‘mahr’ in het islamitisch recht een onderdeel van de huwelijksakte, waarbij de man een gift moet doen aan zijn echtgenote. De man wilde deze nagekomen ‘mahr’ aftrekken als afkoopsom voor alimentaties. De inspecteur moest van de belastingrechter daarmee akkoord gaan. Het hof vond het aannemelijk dat de overeengekomen bruidsschat als doel had het bijdragen in de kosten van levensonderhoud na de beëindiging van het huwelijk. Het feit dat de verschuldigdheid al tijdens het huwelijk was aangegaan, deed daar niets aan af. Er bestond een reële mogelijkheid dat de echtgenote behoefte had aan een voorziening voor haar levensonderhoud als haar huwelijk zou eindigen door een echtscheiding of het overlijden van haar echtgenoot. In dit geval verving de betaling van de nagekomen ‘mahr’ de partneralimentatie.
Wet: artikel 6.3, eerste lid, onderdeel b IB 2001
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 22 oktober 2013 (gepubliceerd 5 november 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:8006
Geef een reactie