Een man die zijn vermogen inbracht in een SPF moest dit vermogen rapporteren in box 3. Volgens Hof Amsterdam had hij als bestuurder van een verbonden stichting met oprichtersbevoegdheden namelijk feitelijk de beschikkingsmacht over het vermogen.
In deze zaak schonk een man in december 2001 een aanzienlijk vermogen aan een Stichting Particulier Fonds (SPF), gevestigd in Curaçao. Dezelfde man was samen met zijn echtgenote en een derde bestuurder van een andere stichting, waarbij de oprichtersbevoegdheden van de SPF lagen. De fiscus vond dat de man in deze constructie kon beschikken over het vermogen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen en daarom in zijn aangifte inkomstenbelasting betrokken moest worden. Volgens de rechter kon de stichting de SPF niet opleggen om bepaalde uitkeringen te doen uit haar vermogen, maar had ze wel de bevoegdheid de SPF bestuurders zonder opgaaf van redenen te ontslaan en nieuwe bestuurders te benoemen. Daarmee had het bestuur van de stichting feitelijk ook de macht te bepalen dat de SPF een bepaalde handeling ten laste van haar vermogen deed. Alle besluiten van het bestuur van de stichting werden met volstrekte meerderheid genomen. Als de man en zijn echtgenote het met elkaar eens waren konden zij dus bepalen wat het bestuur besloot. Daardoor hadden zij ook feitelijk de beschikkingsmacht over het vermogen van de SPF. Het vermogen was daarom terecht tot de box 3 bezittingen gerekend.
Wet: artikel 5.3 Wet IB2001, artikel 27e Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 24 oktober 2013 (gepubliceerd op 15 november 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:3994
Geef een reactie