Staatssecretaris heeft maandag 15 april het wetsvoorstel Wet verlaging maximum opbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen ingediend bij de Tweede Kamer. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord en het sociale akkoord dat eerder deze maand werd gesloten. Taxence zet de maatregelen uit dit wetsvoorstel voor u op een rij.
Download hier de volledige wettekst
Maximering opbouwpercentage
De in de wet opgenomen maximumopbouwpercentages per dienstjaar worden aangepast aan het uitgangspunt dat na 40 jaar pensioenopbouw maximaal een pensioen kan worden bereikt van 70% van het gemiddelde loon (uitgaande van een pensioen dat ingaat bij het bereiken van de pensioenrichtleeftijd). Dit uitgangspunt geldt voor de jaarlijkse pensioenopbouw vanaf 2015. Voor pensioen op basis van het middelloon wordt het maximumopbouwpercentage per dienstjaar 1,75% en voor pensioen op basis van het eindloon wordt dit 1,55%. Een soortgelijke aanpassing wordt doorgevoerd voor beschikbare premieregelingen. De maximumopbouw voor het partnerpensioen en het wezenpensioen wordt overeenkomstig aangepast. In lijn met de verlaging van de maximumopbouwpercentages wordt ook de fiscale ruimte voor aftrek van de inleg in (bancaire en niet-bancaire) lijfrenten (zogenoemde derde pijler) verminderd. Tot slot wordt het dotatiepercentage voor de fiscale oudedagsreserve (FOR) verlaagd. Met deze laatste aanpassingen wordt pensioenopbouw in de derde pijler en via de IB-onderneming gelijkgetrokken met de fiscaal gefaciliteerde opbouw in de tweede pijler.
Maximering pensioengevend inkomen
In aanvulling op de aanpassing van de maximumopbouwpercentages, vindt ook een maximering van het pensioengevend inkomen plaats. Deze begrenzing betekent dat de omkeerregel niet langer van toepassing is op een pensioenregeling waarbij pensioenopbouw plaatsvindt op basis van een hoger pensioengevend loon dan het maximum van € 100.000 met ingang van 1 januari 2015. Bij de bepaling van de maximumpensioengrondslag moet nog rekening worden gehouden met de AOW-franchise. Het maximumpensioengevend loon zal jaarlijks worden geïndexeerd aan de loonindex. Het kabinet is van mening dat het niet wenselijk is om het sparen van pensioen te verplichten en fiscaal te faciliteren bij een inkomen hoger dan afgerond drie keer modaal. In lijn met de maximering van het pensioengevend loon zal ook het pensioengevend inkomen in de derde pijler en het pensioengevend inkomen voor de FOR worden afgetopt.
Uit het buitenland komende werknemers
Voor uit EU-landen afkomstige werknemers verandert deze aanwijzingsmogelijkheid niet met de invoering van dit wetsvoorstel. Voor alle andere gevallen van tijdelijke tewerkstelling van werknemers heeft de aftopping in beginsel wel gevolgen. De Belastingdienst toetst bij deze werknemers onder meer of het resultaat van de pensioenopbouw in de regeling vergelijkbaar is met het resultaat van een pensioenopbouw overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) en daarmee in een redelijke verhouding staat. De aftopping uit dit wetsvoorstel kan dan ook voor deze groep tot gevolg hebben dat een deel van de betaalde pensioenpremie niet (meer) voor aftrek of vrijstelling in aanmerking komt.
Voorkomen beklemming fiscaal bovenmatige pensioenopbouw
Indien boven de grenzen van het Witteveenkader pensioen wordt toegezegd, dan dient de pensioenregeling fiscaal te worden gesplitst in een zuiver deel en in een onzuiver (bovenmatig) deel. Het bovenmatige deel vormt een vermogensrecht dat in het algemeen tot de rendementsgrondslag voor box 3 moet worden gerekend. Het kabinet is van mening dat het niet wenselijk is wanneer een dergelijk vermogensrecht kan worden opgebouwd onder de werkingssfeer van het afkoopverbod in de Pensioenwet. In dat geval zou een werknemer immers geconfronteerd worden met een vermogensrecht dat belastbaar inkomen uit sparen en beleggen oplevert, terwijl de werknemer tegelijkertijd geen beschikkingsmacht heeft over dit vermogensrecht. Gelet hierop wordt voorgesteld de regels rondom het afkoopverbod in de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling aan te passen. Ook acht het kabinet het onwenselijk wanneer werknemers worden verplicht om deel te nemen aan fiscaal bovenmatige pensioenregelingen, omdat werknemers die geen behoefte hebben aan extra sparen dan onnodig op kosten worden gejaagd om het betreffende vermogen aan de collectiviteit te onttrekken. Om die reden wordt voorgesteld ook de regelgeving rondom de taakafbakening in zoverre aan te passen.
Dga-pensioen
Het is niet opgenomen in dit wetsvoorstel, maar 2013 is ook een jaar van wijzigingen van het dga-pensioen. Dit jaar zal de pensioenbrief moeten worden aangepast in verband met de latere pensioenleeftijd van 67 jaar per 1 januari 2014. Nagenoeg alle dga's met pensioen in eigen beheer hebben aanspraken op basis van een eind- of middelloon pensioenbrief. Door de extreem lage rente lopen de verschillen tussen de fiscale balanswaarde en de waarde in het economisch verkeer voor dergelijke aanspraken steeds verder uit elkaar. Afstorten van het pensioen op ingangsdatum wordt daardoor in veel gevallen vrijwel onmogelijk. Dit kan op pensioendatum spelen, maar ook bij de afwikkeling van een echtscheiding. Het grote verschil tussen de fiscale en commerciële waarde, in combinatie met tegenvallende resultaten op het pensioenkapitaal, zorgt vaak voor een onderdekking.
Meer weten over de nieuwe regels van het Dga-pensioen? Kom dan op 13 juni naar de PE-Pitstop en tank onder leiding van Paul Weishaupt drie uur lang kennis bij over dit onderwerp. Klik hier voor meer informatie.
Meer informatie: Brief en wetsvoorstel verlaging en maximering pensioenopbouw
Geef een reactie