Wie een vergoeding wil ontvangen voor immateriële schade geleden door het overschrijden van de redelijke termijn in een beroepsprocedure, moet daar niet te lang mee wachten. Hof Amsterdam heeft namelijk geoordeeld dat de termijn pas ingaat aan het begin van de verwijzingsprocedure als de Hoge Raad in zijn verwijzing niets zegt over de schadevergoeding.
In de zaak voor het hof had de belanghebbende pas in de cassatieprocedure een verzoek ingediend voor een vergoeding van immateriële schade die hij had geleden als gevolg van het overschrijden van de redelijke termijn. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de man gegrond en verwees de zaak naar Hof Amsterdam zonder uitspraak te doen over de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. Hof Amsterdam stelde dat daardoor de redelijke termijn begon te lopen bij aanvang van de verwijzingsprocedure. Omdat het hof de verwijzingsuitspraak deed binnen een jaar na de verwijzing door de Hoge Raad, zag het geen reden de belanghebbende een schadevergoeding toe te kennen in verband met een overschrijding van de redelijke termijn. De man ontving wel een forfaitaire proceskostenvergoeding.
Wet: artikel 8:75 Awb
Meer informatie: Hof Amsterdam, 7 maart 2013 (gepubliceerd 10 april 2013), BZ6734
Geef een reactie