Het aanhouden van banktegoeden in Zwitserland kon volgens Rechtbank Leeuwarden aangemerkt worden als “financiële dienstverlening” in de zin van artikel 57 EG-Verdrag. Bij het opleggen van de navorderingsaanslag gold daarom de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar.
De Belastingdienst heeft onder voorwaarden twaalf jaar de tijd om een navorderingsaanslag op te leggen in verband met een buitenlands inkomens- of vermogensbestanddeel. Vanaf het moment dat de fiscus over alle relevante feiten beschikt om de navorderingsaanslag op te kunnen leggen, moet hij dan wel met “redelijke voortvarendheid” te werk gaan bij het voorbereiden en vaststellen van deze aanslag. Doet de inspecteur dat niet, dan kan de navorderingstermijn van twaalf jaar soms blijven gelden doordat de “standstill-bepaling” (artikel 57 EG-verdrag) van toepassing is. In een zaak waarin de toepassing van de verlengde navorderingstermijn ter discussie stond, oordeelde Rechtbank Leeuwarden dat de fiscus in september 2009 over alle benodigde feiten beschikte over de Zwitserse bankrekeningen om een aanslag op te kunnen leggen aan de inkeerder. Vervolgens had de inspecteur in een periode van zevenenhalve maand geen relevante activiteiten verricht. De rechter oordeelde dat een langere tijd was gebruikt dan wanneer met een “redelijke voortvarendheid” was gewerkt. Omdat de banktegoeden in Zwitserland (derde land) in dit geval werden aangemerkt als “financiële dienstverlening” in de zin van artikel 57 EG-verdrag, was de standstill-bepaling van toepassing. De verlengde navorderingstermijn bleef daarom gelden en de bestreden navorderingsaanslag bleef in stand.
Wet: artikel 16 vierde lid en 67n AWR, artikel 57 eerste lid EG-verdrag (nu artikel 64 eerste lid VWEU)
Meer informatie: Rechtbank Leeuwarden, 26 maart 2013 (gepubliceerd 8 april 2013), LJN: BZ6440
Geef een reactie