Natuurlijke personen en rechtspersonen die financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar zijn verbonden mogen een fiscale eenheid voor de btw vormen. Als een lidstaat toestaat dat ook (rechts)personen tot de fiscale eenheid (gaan) behoren die geen btw-ondernemer zijn, is dat niet in strijd met de Europese regelgeving.
De Europese Commissie had bij het Hof van Justitie van de EU beroep ingesteld tegen Ierland. In Ierland kunnen twee of meer (rechts)personen namelijk een fiscale eenheid vormen voor de btw als zij financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar zijn verbonden en minstens één van de personen btw-ondernemer is. Volgens de Commissie was Ierland met deze bepaling haar verplichtingen op grond van de BTW-Richtlijn niet nagekomen. Strikt genomen hanteert de Richtlijn in de bepaling over de fiscale eenheid de term ‘personen’ en niet ‘ondernemers’ of ‘belastingplichtige personen’. Maar de Commissie stelde dat de Richtlijn zo moest worden uitgelegd dat personen die niet btw-plichtig zijn, niet kunnen worden opgenomen in een btw-groep. Het Hof oordeelde dat niet viel af te leiden dat de desbetreffende bepaling moest worden uitgelegd zoals de Commissie betoogde. Het Hof verwierp dan ook het beroep van de Commissie.
Update 26/4:
In Nederland stelt de wet wel dat een fiscale eenheid voor de omzetbelasting uitsluitend bestaat uit btw-ondernemers. Maar op grond van de resolutie van 18 februari 1991, nr. VB91/347 kunnen de zogeheten topholdings of moeiende holdings wel tot een fiscale eenheid behoren. Topholdings zijn holdings die binnen het concern een sturende en beleidsbepalende functie vervullen. De Commissie heeft ook tegen deze regeling een beroep ingediend. Zij ziet de topholding namelijk als een niet-ondernemer. Het Hof heeft ook dit beroep verworpen (Hof van Justitie van de EU, 25 april 2013, nr. C-65/11).
Richtlijn: artikel 11 Richtlijn 2006/112/EG
Wet: artikel 7, vierde lid OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU, 9 april 2013, nr. C-85/11
Geef een reactie