Als een lichaam over een jaar niet correct aangifte vennootschapsbelasting doet, mag de inspecteur het bedrag van de ambtshalve aanslag baseren op de winst in het vorig jaar. Dit is zelfs toegestaan als in dat vorige jaar de fiscale winst ook al was vastgesteld in een ambtshalve aanslag.
De volgende zaak kan als voorbeeld dienen van het bovenstaande. Een bv kreeg een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting 2006 opgelegd omdat zij niet tijdig aangifte had gedaan. De bv was het niet eens met de fiscale winst die de inspecteur had berekend en ging in beroep. De bv wees erop dat zij vóór het ontvangen van de aanslag een aangifte had ingediend. Maar dit maakte niet uit omdat de aangifte zo laat was ingediend dat de inspecteur al de ambtshalve aanslag had berekend. Bovendien bevatte de aangifte van de bv alleen maar nullen, wat de rechter niet als voldoende bewijs zag.
Bewijs van de inspecteur
Hoewel de bewijslast was omgekeerd ten nadele van de bv, moest de Belastingdienst een redelijke schatting hebben gemaakt. Het bleek dat de inspecteur zijn berekening voor het jaar 2006 had gebaseerd op de ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting 2005. Het feit dat de fiscus over de jaren 2004 en 2005 ook ambtshalve aanslagen had opgelegd, deed niets af aan de berekening van de aanlag over 2006. De inspecteur had bij deze berekening rekening gehouden met enkele gewijzigde omstandigheden, zoals het vervallen van loonkosten. Het hof oordeelde dat de Belastingdienst al met al een redelijke schatting had gemaakt. Het hof verklaarde het beroep van de bv dan ook ongegrond.
Wet: artikelen 11, tweede lid en 27e, eerste lid AWR
Meer informatie: Hof Amsterdam, 7 maart 2013 (gepubliceerd 15 mei 2013), LJN: CA0100
Geef een reactie