Een op Guernsey gevestigde bv die een jacht verhuurde aan de enige aandeelhouder mocht van de Hoge Raad bij invoer van het jacht in Nederland het nultarief toepassen. Er was in dit geval geen sprake van misbruik van recht, nu de bv de btw had voldaan en het jacht voor bedrijfsdoeleinden gebruikte.
De bv in kwestie kreeg op een gegeven moment een uitnodiging tot betaling van omzetbelasting, want zij had volgens de fiscus bij invoer van een jacht ten onrechte het nultarief toegepast. De bv had bij invoer van het jacht de ter zake verschuldigde omzetbelasting op aangifte gedaan en trok dit bedrag op dezelfde aangifte weer af. Het jacht was dus in internationale wateren zonder btw overgedragen aan de bv, die het jacht op haar beurt (door tussenkomst van een Arubaanse lichaam) bleef verhuren aan de enige aandeelhouder. Het hof was het met de inspecteur eens dat het jacht bij binnenkomst in Nederland ter beschikking stond van de aandeelhouder en door hem ook feitelijk werd gebruikt. Bovendien had de bv geen belang meer bij het gebruik van het jacht en had de invoer van het jacht in feite in opdracht van de aandeelhouder gedaan. De Hoge Raad kon zich echter niet vinden in dit oordeel van het hof. De ondernemer is immers op grond van de wet niet meer verplicht de verschuldigde btw op de eerstvolgende btw-aangifte te voldoen. Hij hoeft evenmin de goederen voor zijn bedrijfsactiviteiten te betrekken uit een derde land of bij binnenkomst in Nederland te gebruiken in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten. De Hoge Raad stelde de bv in gelijk, nu de bv het jacht bij de invoer tegen vergoeding verhuurde en het jacht ook na de invoer voor dit bedrijfsdoeleind was blijven gebruiken. De bv had bovendien de verschuldigde btw in haar btw-aangifte als zodanig vermeld en voldaan.
Wet: artikel 22 en 23 Wet OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:781
Geef een reactie