Een keramiekmaker die ruim tien jaar op rij verliezen lijdt, is geen ondernemer voor de inkomstenbelasting. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden ontbrak in dit geval de belangrijkste pijler voor de bron, namelijk dat het voordeel dat werd beoogd redelijkerwijs in de toekomst te verwachten was.
Het ging in deze zaak dus om de vraag of de keramiekmaker een ondernemingsverlies in aanmerking kon nemen. De man had vanaf de start van de onderneming in 1998 alleen verliezen geleden. Hij stelde dat het binnen de sector waarin hij werkte moeilijk was om snel hoge winsten te genereren. Het heeft tijd nodig om naam te maken, aldus de man. De inspecteur had de man gedurende die tien jaar echter keer op keer erop gewezen dat bij een verliessituatie op termijn geen sprake meer is van een bron. Dit gebeurde in 2008. De man wist het hof niet ervan te overtuigen dat in dat jaar redelijkerwijs kon worden verwacht dat de keramische activiteiten in de toekomst wel per saldo positieve opbrengsten zouden opleveren. Het hof overwoog daarbij dat een voordeel alleen (negatief) inkomen kan zijn als er een bepaalde bron aan ten grondslag ligt. De man had dus in dat verband regelmatig moeten toetsen of er nog sprake was van een bron door onder meer te kijken of er nog steeds een redelijke verwachting bestond dat er winst zou worden behaald. Het hof verklaarde het beroep van de man ongegrond.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 oktober 2013 (gepubliceerd op 18 oktober 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:7743
Geef een reactie