Het instellen van verzet leidt niet automatisch tot schorsing van de tenuitvoerlegging, zo heeft Hof Arnhem-Leeuwarden bepaald. Het verzet van een belastingplichtige kan namelijk zo duidelijk kansloos zijn dat zijn belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de schuldeiser bij voortzetting van de tenuitvoerlegging, aldus het hof.
In deze zaak ging het om een bv die diverse naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffing niet had betaald. De bv bleef in gebreke, waarna de ontvanger meldde dat de executieverkoop van de bedrijfsinventaris van de bv in kwestie plaatsvond op 27 januari 2010. Bij dagvaarding heeft de BV op 26 januari 2010 tegen deze executie verzet ingesteld.
Hof Arnhem-Leeuwarden overwoog dat het duidelijk kansloze verzet van de bv moest worden afgewogen tegen het belang van de ontvanger bij voortzetting van de tenuitvoerlegging. Door pas in zo’n laat stadium verzet aan te tekenen, heeft de bv misbruik van haar bevoegdheid gemaakt, aldus het hof. Daarbij is van belang dat de ontvanger allerlei voorbereidingskosten voor de executie had gemaakt, waardoor het belang van de ontvanger aanmerkelijk zwaarder woog dan het belang van de bv bij behoud van haar bedrijfsinventaris. Het hof concludeert dat het misbruiken van haar bevoegdheid door een belastingplichtige een voldoende rechtvaardiging is om een uitzondering te maken op de hoofdregel dat het instellen van verzet leidt tot schorsing van de tenuitvoerlegging.
Wet: Artikel 17 Iw
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 oktober 2013 (gepubliceerd op 28 oktober 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:7696
Geef een reactie