Hof Amsterdam heeft uitgelegd dat een ondernemer onterecht gefactureerde btw verschuldigd is op het moment van facturatie als het factureren de enige reden is dat de ondernemer de btw moet afdragen.
In de zaak voor het hof had een ondernemer in het jaar 2005 aannemingswerkzaamheden verricht waarvoor hij zijn afnemers in 2006 de facturen had gestuurd. Daarbij bracht hij zijn afnemers btw in rekening, maar hij droeg deze btw niet af. Eind 2011 legde de inspecteur de ondernemer een naheffingsaanslag omzetbelasting op. De man stelde dat deze aanslag was opgelegd na het verstrijken de naheffingstermijn van vijf jaar. Deze termijn begon volgens hem te lopen op 1 januari 2006, omdat hij de prestaties in 2005 had verricht. Maar het hof constateerde dat de man eigenlijk zijn afnemers geen btw had moeten factureren. De enige reden dat de ondernemer btw moest afdragen was dat hij deze btw in rekening had gebracht. In dat geval is de btw verschuldigd op het moment waarop de ondernemer de factuur uitreikt. Hierdoor begon de heffingstermijn een jaar later te lopen en was de inspecteur net op tijd geweest.
Wet: artikel 37 OB 1968 en artikel 20, vijfde lid AWR
Meer informatie: Hof Amsterdam, 17 oktober 2013 (gepubliceerd 30 oktober 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:3467
Geef een reactie