Aan het toelaten van een aftrek voor levensonderhoud van kinderen in eerdere jaren, kan niet zomaar het vertrouwen worden ontleend dat een aftrekpost in een toekomstig jaar zal worden verleend. Dit moet zijn te begrijpen gelet op de aard van de aftrekpost.
De rechter oordeelde dit in een zaak waar ging het om een Belg die in Nederland aangifte deed als binnenlandsbelastingplichtige. Jaarlijks verstrekte hij bijdragen aan zijn kinderen in de kosten van levensonderhoud. Een deel daarvan bracht hij als persoonsgebonden aftrek in mindering op zijn inkomen uit werk en woning. Van 2001 tot en met 2006 was deze aftrek ook verleend. Met betrekking tot het jaar 2007 stelde de inspecteur een onderzoek in naar de juistheid van de aftrekpost, maar stond hij de aftrek toch toe. De aanslag voor het jaar 2008 was conform de aangifte (inclusief aftrekpost) geautomatiseerd opgelegd. Voor het jaar 2009 weigerde de inspecteur de aftrek in verband met de hoogte van het inkomen en het vermogen van de kinderen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kon de man aan het verlenen van de aftrekpost voor het jaar 2007 niet het vertrouwen ontlenen dat de aftrekpost in 2009 zou worden verleend. Dit had de man ook moeten begrijpen uit correspondentie van de inspecteur over de 2007 aftrekpost waarin hij een voorbehoud maakte voor toekomstige jaren. De bijdragen in het onderhoud wisselden en waren sterk afhankelijk van de plotseling opkomende noodzaak daartoe. Er was dan ook geen sprake van een ongewijzigd voortdurende situatie.
Wet: artikel 6.13 en 6.15 Wet IB2001, artikel 36 Uitvoeringsregeling IB2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 november 2013 (gepubliceerd op 28 november 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:8627
Geef een reactie