Volgens de Hoge Raad wordt geen fiscaal voordeel onthouden aan de buitenlandse ondernemer als de Nederlandse fiscus een aanvullende standaardvoorwaarde stelt bij het verzoek om toepassing van de geruisloze omzetting. Van strijdigheid met het EU-recht is dan ook geen sprake.
Als een inwoner van een ander EU-land met een onderneming in Nederland een verzoek indient voor toepassing van de geruisloze omzetting, kan de fiscus daarbij een extra voorwaarde stellen om zo de aanmerkelijkbelangclaim (ab-claim) te beschermen. Dit heeft de Hoge Raad geoordeeld in een zaak die een Duitse echtpaar met een onderneming in Nederland aanspande. De Hoge Raad besliste dat het geconserveerde bedrag vergelijkbaar is met de ab-claim die door toepassing van de zesde standaardvoorwaarde ontstaat bij een binnenlandse ondernemer. Beide claims worden gerealiseerd bij een vervreemding van de bij de omzetting verkregen aandelen. Deze extra voorwaarde zorgt ervoor dat het geconserveerde bedrag zonder zekerheidsstelling renteloos uitstel van betaling kan worden verleend. Bovendien leidt de manier waarop het geconserveerde bedrag volgens de extra voorwaarde moet worden berekend ertoe dat dit bedrag niet hoger zal zijn dan de ab-claim waarvoor zij in de plaats treedt. De buitenlandse ondernemer wordt door toepassing van deze extra voorwaarde geen fiscaal voordeel onthouden. Er bestaat wel een verschil in behandeling als de feitelijke leiding van de vennootschap naar een ander land wordt verplaatst. Hiervoor bestaat echter een rechtvaardigingsgrond. In zo’n geval verdwijnen bij de buitenlandse ondernemer namelijk de aanknopingspunten voor Nederlandse belastingheffing, terwijl die aanknopingspunten bij een binnenlandse ondernemer nog aanwezig zijn. Het gelijk was in dit geval dus aan de inspecteur.
Besluit van de Staatssecretaris van Financiën
Meer informatie: Hoge Raad, 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1670
Geef een reactie