De fiscus moet bij het vaststellen van de hoogte van een verzuimboete wegens een betaalverzuim ook rekening houden met het betalingsgedrag van de belastingplichtige. Dit blijkt uit de volgende zaak.
De fiscus kan een belastingplichtige een verzuimboete opleggen wegens het niet tijdig betalen van een belasting. Die boete blijft alleen achterwege als sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Het is dan aan de belastingplichtige om aannemelijk te maken dat zij alles heeft gedaan om ervoor te zorgen dat het verschuldigde bedrag tijdig op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven. Van avas is geen sprake als een bedrijf kort na afloop van de wettelijke betalingstermijn een verzoek doet om uitstel van betaling voor bijvoorbeeld loonheffingen. Zo oordeelde Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Wel verminderde de rechtbank de door de inspecteur opgelegde verzuimboete van € 918. De rechter vond een boete van € 350 passend en geboden. Het bedrijf in kwestie had namelijk na het verstrijken van de betalingstermijn en nog voordat de inspecteur de naheffingsaanslag en boete had opgelegd of aangekondigd, het initiatief genomen om uitstel van betaling te verzoeken. Kort na het verstrijken van de betalingstermijn en de afwijzing van het uitstelverzoek had het bedrijf alsnog de belasting overeenkomstig de aangifte betaald. Verder waren de door het bedrijf gedane betalingen altijd tijdig geweest in zowel de tijdvakken voor als na het jaar het tijdvak waarvoor ze uitstel van betaling had gevraagd. Uit haar verzoek bleek bovendien ook de welwillendheid van betaling.
Wet: artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Wet: artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Geef een reactie