Bij het gedogen van bewoning door een zoon, vermindert het vermogen van de ouders niet. Omdat de schenker door de bevoordeling niet verarmt, is geen sprake van een schenking in de zin van de Successiewet.
Dit concludeerde de rechtbank in een zaak waarin een man in 2010 met zijn gezin woonde in een woning van zijn ouders. Hij betaalde hen hiervoor geen vergoeding. De ouders hadden de volledige beschikkingsmacht over de woning en bepaalden zelf wie in de woning verbleef. Zij kenden geen enkel huurrecht aan de zoon toe en konden hem op elk moment het verblijf in de woning ontzeggen. Volgens de rechter werd de zoon in dit geval wel verrijkt, maar kwam deze verrijking niet ten laste van de ouders. De waarde in het economisch verkeer van de woning onderging geen wijziging als gevolg van de gedoogsituatie. Dat de ouders € 49.428 aan huur hadden kunnen genieten, bracht niet mee dat zij verarmden voor dit bedrag. Het van dag tot dag afstand doen van eigen bewoning hield geen verlies in van iets wat tot het vermogen van de ouders had behoord. Het bedrag van de huurwaarde was onterecht door de inspecteur als belastbare schenking aangemerkt.
Wet: artikel 33, lid 5 Successiewet (tekst 2010)
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 november 2013 (gepubliceerd op 9 december 2013), ECLI:NL:RBZWB:2013:8307
Geef een reactie