Als een maatschap de maten uitleent om als personeel te werken voor andere bedrijven, treedt zij daarmee in beginsel op als btw-ondernemer. De maatschap moet dan btw berekenen over de vergoedingen die zij ontvangt voor het uitlenen.
Een maatschap die haar vier maten op basis van korte overeenkomsten liet werken bij verschillende ziekenhuizen stelde dat de maten de btw-ondernemers waren. Zowel de fiscus als de belastingrechter concludeerde dat de maatschap in plaats van de maten ondernemer was voor de btw. De maten waren operatieassistenten en anesthesiemedewerkers en verrichtten hun werkzaamheden steeds onder leiding van de anesthesioloog of de chirurg van de ziekenhuizen. Daardoor trad de maatschap rechtstreeks in concurrentie met uitzendbureaus die operatieassistenten en anesthesiemedewerkers uitzonden. Net als zulke uitzendbureaus was de maatschap dus een btw-ondernemer. De maatschap viel niet onder de btw-vrijstelling voor medische diensten, omdat zij zelf deze diensten niet verrichtte en de leiding van het ziekenhuis steeds eindverantwoordelijk was voor de werkzaamheden van de maten.
Wet: artikelen 7 en 11, eerste lid onderdeel g sub 1° OB 1968
Meer informatie: Hof Amsterdam, 10 mei 2012 (gepubliceerd 7 februari 2013), LJN: BZ0905
Geef een reactie