Als iemand zijn aanvraag voor een bouwvergunning eerste fase ‘omzet’ in een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning, kan de gemeente opnieuw leges heffen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aanvrager in dat geval niet meer leges hoeft te betalen dan het geval zou zijn als hij een vergunning voor de tweede fase had aangevraagd.
Gemeenten mogen afnemers van gemeentelijke diensten een vergoeding vragen. Een gemeente mag zulke vergoedingen, leges genaamd, ook vragen voor het afgeven van een bouwvergunning. Soms gebeurt de aanvraag van een bouwvergunning in fases. In dat geval zal de gemeente per fases leges heffen, waarbij in beginsel het totale bedrag aan leges niet meer bedraagt dan de legesheffing bij een reguliere bouwvergunning. Dit dreigde echter mis te gaan in de zaak voor de Hoge Raad. Een bv had namelijk een bouwvergunning voor de eerste fase aangevraagd en daarvoor leges betaald. De desbetreffende gemeente hanteerde voor de eerste en tweede fase een tarief dat de helft was van het tarief voor een reguliere aanvraag. Toen de vergunning voor de eerste fase op zich liet wachten besloot de bv dan maar een reguliere bouwvergunning aan te vragen. De gemeente merkte deze aanvraag aan als een volledig nieuwe aanvraag en hief dan ook leges tegen het normale tarief. De Hoge Raad stelde dat strikt genomen een omzetting van een gefaseerde aanvraag in een reguliere aanvraag niet mogelijk was. Toch was de situatie in deze zaak zo te vergelijken met een gefaseerde aanvraag, dat de gemeente de legesheffing moest matigen. Uiteindelijk betaalde de bv evenveel legesheffing als zij had moeten doen bij een aanvraag in twee fasen.
Wet: artikel 229, eerste lid, onderdeel b Gemeentewet
Meer informatie: Hoge Raad, 8 februari 2013, LJN: BX8512
Geef een reactie