Om een bedrag dat een ab-houder aan de vennootschap ter beschikking heeft gesteld aan te merken als een schuldvordering (onder de tbs-regeling), is de civielrechtelijke vormgeving belangrijk. Het hof bevestigde dat de tbs-regeling niet van toepassing is als voor de geldverstrekking geen terugbetalingsverplichting is overeengekomen.
Als een ab-houder een schuldvordering heeft op de vennootschap, wordt dat gelijkgesteld met het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel. De tbs-regeling komt niet aan de orde wanneer het verstrekte vermogen niet als schuldvordering maar als informeel kapitaal kwalificeert.
Om te bepalen of de geldverstrekking voor de fiscale gevolgen als een geldlening of kapitaalverstrekking aangemerkt moet worden, is de civielrechtelijke vorm beslissend. Dit bevestigde Hof Den Haag in de zaak waarin een ab-houder het in 2005 aan de vennootschap ter beschikking gestelde bedrag wilde aanmerken als een schuldvordering. Bij liquidatie van de vennootschap bracht hij de oninbare vordering in aftrek, wat de inspecteur niet accepteerde. In dit geval was volgens het hof niet gebleken dat bij de geldverstrekking een terugbetalingsverplichting was overeengekomen. De geldverstrekking kwalificeerde daarom civielrechtelijk niet als lening. De ab-houder kon het verlies op de geldverstrekking daarom niet als verlies uit terbeschikkingstelling van vermogen aanmerken. Het hof merkte nog op dat het deel van dit verlies dat niet in aftrek van het belastbaar inkomen uit werk en woning was gebracht, wel het voor het aanmerkelijk belang opgeofferde bedrag verhoogde.
Wet: artikel 3.92 Wet IB
Meer informatie: Hof Den Haag, 6 november 2012 (gepubliceerd op 25 februari 2013), LJN: BZ2233
Geef een reactie