Een verkrijger die belang heeft bij de aanslag successierecht die is opgelegd aan een medeverkrijger uit dezelfde nalatenschap, kan hiertegen in beroep komen. Dat ontslaat hem alleen niet van de plicht eerst bezwaar te maken.
Een dochter die van haar overleden vader erft, kan een beroepschrift indienen tegen een aanslag of vermindering successierecht die bijvoorbeeld is opgelegd aan haar broer voor verkrijging uit dezelfde nalatenschap. Zij moet dan wel een belang hebben bij die opgelegde aanslag of vermindering. En om beroep in te kunnen stellen, is het dan nog wel steeds noodzakelijk dat eerst bezwaar is gemaakt tegen de aanslag.
Dit bevestigde het Hof nogmaals in een zaak die een dochter aanspande inzake een ontvangen aanslag successierecht na overlijden van haar vader. De inspecteur verminderde haar aanslag successierecht door verlaging van de waarde van de onroerende zaak in de verkrijging. De dochter was het niet eens met deze verlaging van de aanslag, omdat zij blijkbaar dacht dat dit ook leidde tot een verlaging van haar saldo van de nalatenschap. Zij ging daarom in beroep bij de rechtbank. De rechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen de aanslag. Het Hof was het hiermee eens en gaf hierbij nog aan dat een inhoudelijke behandeling van het beroep niet zou kunnen leiden tot het gewenste resultaat van de dochter. De verhoging van de waarde van de onroerende zaak zou namelijk alleen tot een verhoging van de aanslag successierecht leiden.
Wet: artikel 54 SW, artikel 7:1 en 8:1 Awb, artikel 26, 26a en 65 AWR
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch, 15 maart 2013 (gepubliceerd 25 maart 2013), LJN: BZ5451
Geef een reactie