De Hoge Raad heeft duidelijk gemaakt dat alleen het aandelenbezit van de bestuurder van een vennootschap en diens echtgenoot gezamenlijk in aanmerking wordt genomen, als het gaat om de vraag of de bestuurder directeur-grootaandeelhouder is voor de werknemersverzekeringen.
Een bestuurder van een bv kan recht hebben op een werknemersverzekering, zoals een werkloosheidsuitkering. Het UWV kent zo’n uitkering echter alleen toe als de bestuurder geen directeur-grootaandeelhouder is in de zin van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder. Het UWV kijkt daarbij onder meer of de bestuurder, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, houder is van aandelen die ten minste de helft van de stemmen in de algemene vergadering van de vennootschap representeren. De bestuurder wordt ook aangemerkt als directeur-grootaandeelhouder als ten minste tweederde deel van de aandelen in de bv worden gehouden door zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad. Het UWV meende dat als een bestuurder tezamen met zijn bloed- of aanverwanten ten minste tweederde deel van de aandelen in de bv houden, die bestuurder een directeur-grootaandeelhouder is voor de WW. Deze interpretatie was volgens de rechter niet in lijn met de bewoordingen en de systematiek van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder. Onder de hierboven bedoelde aandelen van de bloed- of aanverwanten kan namelijk niet mede worden verstaan de aandelen die door de bestuurder zelf worden gehouden. De directeur had daarom gewoon recht op een WW-uitkering.
Wet: artikel 2, lid 1, aanhef en letter d, Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder
Meer informatie: Hoge Raad, 22 maart 2013, LJN: BY9295
Geef een reactie