Een poging om minder loonheffingen af te dragen door te doen alsof werknemers vennoten zijn kan de werkgever lelijk opbreken als de Belastingdienst achter de waarheid komt. Hij kan dan een flinke boete verwachten.
Als de inspecteur eraan twijfelt of iemand als ondernemer of als werknemer werkzaamheden verricht voor een bedrijf, zal hij eerst de omstandigheden goed moeten onderzoeken. Alleen het bestaan van een vennootschapsovereenkomst is onvoldoende. Als de arbeidskrachten in een gezagsverhouding met de opdrachtgever persoonlijk werkzaamheden verrichten tegen loon, zullen zij eerder werknemers zijn dan ondernemers. In een zaak voor Hof Arnhem had een bv die een bloembollenbedrijf dreef een vennootschapsovereenkomst opgesteld met enkele Poolse arbeidskrachten. Hoewel de Polen wel wisten dat zij volgens de overeenkomst in een vof werkte met de bv, konden zij niet uitleggen wat deze rechtsvorm eigenlijk inhield. Verder brachten zij alleen arbeid in. De Polen kregen hun opdrachten van de directeur van de bv, die ook toezicht hield op hun werkzaamheden. Volgens de overeenkomst was de arbeidsvergoeding winstafhankelijk, maar de bv kon niet bewijzen dat de uitgekeerde vaste ‘voorschotten’ werkelijk werden teruggevraagd als de winst tegenviel. Nu feitelijk sprake was van een gezagsverhouding en een loonbetalingsplicht, oordeelde het hof dat de Polen in dienstbetrekking waren van de bv. De Belastingdienst mocht de bv daarom een naheffingsaanslag loonheffingen opleggen inclusief een vergrijpboete voor deze maskerade.
Wet: artikel 7:610, eerste lid BW en artikel 2, eerste lid LB 1964
Meer informatie: Hof Amsterdam, 20 december 2012 (gepubliceerd 23 januari 2013), LJN: BY9063
Geef een reactie