Bij ‘willekeurig afschrijven’ mag de ondernemer in een willekeurig tempo afschrijven. Maar een (willekeurige) bijschrijving die leidt tot een waardestijging van het bedrijfsmiddel is niet de bedoeling, oordeelde Gerechtshof Armsterdam onlangs.
Een ondernemer in textielstoffen en –goederen schafte in 2003 een zogenoemde hotmelt unit aan voor € 327.065. In datzelfde jaar schreef hij hier € 280.695 willekeurig op af. Echter, in 2008 nam de ondernemer in zijn aangifte voor de hotmelt unit een willekeurige afschrijving in aanmerking voor een negatief bedrag van € 280.695. Hij schreef dat jaar dus bij in plaats van af. De aanslag werd opgelegd overeenkomstig de aangifte, maar de inspecteur zag later in dat hij hiermee een fout had gemaakt. Tijdens de rechtszaak die volgde werd duidelijk dat het woord ‘willekeurig’ niet algebraïsch kan worden uitgelegd in die zin dat een eenmaal in aanmerking genomen afschrijving later ongedaan kan worden gemaakt door op het bedrijfsmiddel negatief af te schrijven en dus op te waarderen. Voor de andersluidende opvatting van de ondernemer kon de rechter geen steun vinden in de tekst of het systeem van de Wet IB 2001, noch in de wetsgeschiedenis. Bij een willekeurige afschrijving mag worden afgeschreven in een willekeurig tempo. Maar een bijschrijving leidt tot een waardestijging van het activum en heeft niets van doen met de waardedaling die een activum ondergaat, gaf de rechter aan. Zie ook het bericht na de uitspraak van de rechtbank.
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 13 juni 2013 (gepubliceerd 31 juli 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:2272
Geef een reactie