Als de leden van een samenwerkingsverband een aanmerkelijk belang houden in een bv die een te hoge prijs betaalt voor zaken van die samenwerkingsverband, dan kan vrij snel sprake zijn van een bevoordeling van de bv aan de leden. Dit is ook het geval als de maten in een maatschap de economische eigendom van de aandelen houden in een bv.
Eén van de maten in de desbetreffende maatschap (die zich bezighield met beleggingen in onroerende zaken) hield voor de overige maten de aandelen in een bv. Deze bv beheerde en exploiteerde bedrijfspanden en kocht een aantal panden van de maatschap. De inspecteur constateerde op een gegeven moment dat de bv een te hoge prijs had betaald voor de panden. Hij besloot daarom navorderingsaanslagen op te leggen aan de maten, nu zij een aanmerkelijk belang hadden in de bv. De vraag was of de maten winst uit aanmerkelijk belang hadden genoten voor de verkoop van de panden. Zowel de rechtbank als het hof vond dat de economische eigendom van de aandelen in de vennootschap bij de maten berustte. Dit bleek uit verschillende verslagen, jaarrekeningen en de correspondentie tussen de maatschap en de bv. Volgens de rechter waren de maten én de bv, gelet op de hoogte van de voordelen en hun kennis van de vastgoedmarkt zich bewust van de bevoordeling. Alle maten waren immers aanwezig bij de vergaderingen die hadden plaatsgevonden over de transacties die moesten worden verricht. Deze feiten en omstandigheden brachten het hof tot de conclusie dat er sprake was van een uitdeling van de bv aan haar aandeelhouders, ieder voor het hun toekomende deel van de totale bevoordeling.
Wet: artikel 4.1 Wet inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Hof Amsterdam, 20 maart 2013 (gepubliceerd op 4 juli 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:1833, 11-00643
Geef een reactie