Het feit dat de echtgenote de pc kapot had gegooid waarop de rittenadministratie was bijgehouden, voorkwam niet de bijtelling voor de auto van de zaak, maar zorgde wel dat de boete werd verlaagd. Er was geen sprake meer van (voorwaardelijke) opzet, maar van grove schuld.
Het ging in deze zaak om een journalist die van zijn werkgever een auto van de zaak ter beschikking had gekregen. Hij had een Verklaring geen privégebruik in zijn bezit, maar kon geen sluitende rittenadministratie overleggen toen de inspecteur daarom vroeg. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op verhoogd met 50% vergrijpboete. Bij de rechter gaf de journalist aan dat zijn echtgenote leed aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en zij tijdens een woedeaanval zijn laptop kapot had gegooid. Op de pc had de juiste rittenadministratie gestaan. Hof Arnhem oordeelde dat de journalist zwaarder getroffen werd door de opgelegde boete dan passend en geboden was in de persoonlijke omstandigheden waarin de journalist zat. Daarom verminderde het hof de boete naar 10% van de nageheven belasting. In cassatieberoep vroeg de journalist om nog verdere verlaging van de boete en stelde hij dat de inspecteur van Belastingdienst Oost/Coördinatiepunt Auto niet bevoegd was om na te heffen. De Hoge Raad verklaarde dit cassatieberoep zonder nadere motivering ongegrond.
Wet: artikel 13bis Wet LB
Meer informatie: Hoge Raad, 14 juni 2013, LJN: BZ4214
Geef een reactie