De WOZ-waarde kan naast de belastingplichtige voor de onroerendezaakbelasting ook van belang zijn voor anderen, zoals erfgenamen. De gemeente verstrekt een medebelanghebbendebeschikking echter alleen als de aanvrager de hoedanigheid heeft verkregen van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
De WOZ-waarde wordt steeds belangrijker. Zo wordt de WOZ-waarde sinds 2010 ook gebruikt voor de bepaling van de erfbelasting. In een zaak voor Hof Den Haag was in geschil of een man recht had op een WOZ-waardebeschikking voor medebelanghebbenden. Hij had deze beschikking nodig om de waarde van een woning in het kader van de erfbelasting ter discussie te stellen. De gemeente wees zijn verzoek af. De woning was namelijk van zijn ouders. Op het moment dat zijn moeder overleed verkreeg zijn vader alle goederen van de nalatenschap, waaronder de woning. De man verkreeg alleen een vordering op zijn vader, welke vordering mede werd bepaald door de waarde van de woning en waarover hij in beginsel erfbelasting was verschuldigd. Het hof oordeelde dat de gemeente geen WOZ-waardebeschikking hoefde te verstrekken aan de man. Hij viel immers niet binnen de kring van belanghebbenden, zelfs niet op grond van artikel 26a AWR. Dit artikel bepaalt dat sprake moet zijn van een aanslag en bij die aanslag moet een inkomens- of vermogensbestanddeel van een derde zijn betrokken, voor wie een beroepsmogelijkheid wordt geopend. Dit was hier niet het geval. De man was immers geen mede-eigenaar van de woning en kon dus niet worden aangemerkt als medebelanghebbende. Het beroep van de man stuitte dus af op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
Wet: artikel 26 en artikel 28 WOZ Wet 1994
Meer informatie: Hof Den Haag, 13 augustus 2013 (gepubliceerd op 14 augustus 2013), ECLI:NL:GHDHA:2013:3129
Geef een reactie