Het lijkt erop dat de wetgever de sterke stijging van het maximum bijdrage-inkomen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) per 1 januari 2012 niet correct heeft aangepakt. Een tijdig beroep tegen de inhouding van de bijdrage Zvw, kon volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant leiden tot een gedeeltelijke teruggaaf.
Per 1 januari 2012 werd het maximum bijdrage-inkomen waarover de werkgever de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw moest inhouden verhoogd van € 33.427 naar € 50.064. Deze verhoging was doorgevoerd in de Regeling Zvw. Een werknemer was het niet eens met deze verhoging. Hij ging in beroep tegen de inhouding van de Zvw-bijdrage op zijn loon over januari 2012. De rechtbank oordeelde dat de wetgever de delegatiebevoegdheid had om het maximum bijdrage-inkomen via de regeling Zvw te indexeren. De stijging per 1 januari 2012 ging echter verder dan een indexatie en was volgens de rechtbank daarom niet toegestaan.
Fiscale verzamelwet 2012
Maar daarmee was de werknemer er nog niet. De wetgever had in november 2012 de Fiscale Verzamelwet 2012 ingevoerd. Deze wet gaf de verhoging van het maximum bijdrage-inkomen met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 een wettelijke basis. De rechtbank stelde vast dat de wetgever zijn bedoeling om het maximum bijdrage-inkomen Zvw met terugwerkende kracht te verhogen pas kenbaar had gemaakt op 8 juni 2012. De werknemer was toen al in beroep gegaan. Volgens de rechtbank had de wetgever als het ware ingegrepen in de lopende procedure van de werknemer. Dit was in strijd met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelde daarom dat de fiscus een teruggaaf van een deel van de ingehouden Zvw-bijdrage moest verlenen aan de werkgever van de belanghebbende.
Wet: artikel 43, tweede lid Zvw (tekst 1 januari 2012)
Regeling: artikel 5.1 Regeling Zvw (tekst 1 januari 2012)
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 7 mei 2013 (gepubliceerd 13 augustus 2013), ECLI:NL:RBZWB:2013:5946
Geef een reactie