Een bestemmingswijziging van een pand kan leiden tot een btw-herziening. Een ondernemer kan proberen de herziening te ontlopen door erop te wijzen dat achteraf gezien de btw-correctie veel eerder had moeten plaatsvinden. Hij zal dan wel met sterke argumenten moeten komen.
Voor Hof Arnhem-Leeuwarden probeerde een man een naheffingsaanslag omzetbelasting te laten vernietigen door van mening te veranderen. In 2004 en 2005 had hij een horecapand met bovenwoning laten bouwen. Hij liet toen de Belastingdienst weten dat hij van plan was tweederde van dit pand te verhuren aan de onderneming van zijn vrouw. De Belastingdienst stond de man daarom toe tweederde van de btw over de bouwkosten van het pand af te trekken. Eind 2006 besloot de man het gereedgekomen pand toch uitsluitend te gebruiken voor privédoeleinden. De fiscus legde hem daarom in 2011 een naheffingsaanslag op in verband met de herziening van de afgetrokken btw. De man nam hierop het standpunt in dat zijn voorgenomen verhuur van delen van het pand aan zijn vrouw geen economische activiteit was. In dat geval had de inspecteur de btw over 2004 en 2005 moeten naheffen. De naheffingstermijn voor deze jaren was echter verlopen. Maar het hof oordeelde dat in 2004 beide partijen ervan mochten uitgaan dat de voorgenomen verhuur met btw-heffing kon plaatsvinden. De man had toen dus recht op aftrek van voorbelasting. De bestemmingswijziging had eind 2006 plaatsgevonden, zodat de inspecteur de btw ineens kon herzien.
Wet: artikel 15, vierde lid OB 1968
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 23 juli 2013 (gepubliceerd 14 augustus 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:5593
Geef een reactie