In beginsel moet de fiscus de verkrijgingsprijs van een aanmerkelijk belang (ab) vaststellen als een buitenlandse aandeelhouder met een indirect aanmerkelijk belang in een Nederlandse bv immigreert naar Nederland. Uit een arrest van de Hoge Raad blijkt dat de Belastingdienst daarbij soms ten onrechte een vermindering toepast.
In de zaak voor de Hoge Raad had een Belgische dga in 2004 al zijn aandelen in zijn Nederlandse bv met een dierenartsenpraktijk om zakelijke redenen verkocht aan een beheermaatschappij. Deze beheermaatschappij was een Belgische bvba. In 2006 immigreerde de dga naar Nederland. Volgens de hoofdregel zou de fiscus de verkrijgingsprijs van zijn ab in de bvba moeten vaststellen op de waarde in het economische verkeer op moment van immigratie. Maar de inspecteur paste een zogeheten step-down toe: hij verminderde de verkrijgingsprijs met de waardeaangroei van de aandelen in de bv tot het moment van verkoop aan de bvba. De Hoge Raad oordeelde dat deze vermindering niet was toegestaan. De step-down was namelijk opgenomen in een artikel van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting. De wet noemde echter een beperkt aantal situaties waarin afwijking van de hoofdregel door middel van een uitvoeringsbesluit was toegestaan. De situatie van de dga viel – in ieder geval in 2006 – niet onder deze situaties. De inspecteur had daarom de hoofdregel onverkort moeten toepassen.
Wet: artikel 4.25, eerste, tweede en derde lid IB 2001
Besluit: artikel 16, elfde lid Uitv.besl. IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 27 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9291
Geef een reactie