Als een inspecteur een naheffingsaanslag MRB oplegt omdat tijdens de schorsing van het kenteken van een auto tóch met het voertuig is gereden, is het aan de inspecteur om te bewijzen dat de auto tijdens de schorsing daadwerkelijk is gebruikt. Dit blijkt uit een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden.
In de betreffende zaak had de inspecteur een naheffingsaanslag MRB opgelegd, plus een verzuimboete van 100%, omdat de auto tijdens een schorsing van het kenteken tot twee keer toe op de openbare weg was aangetroffen. De belanghebbende stelde in hoger beroep dat de auto door een technisch mankement niet kon rijden. Ook stelde hij dat het kentekenbewijs en de kentekenplaten waren gestolen, en dat daarom een andere auto met de betreffende kentekenplaten zou hebben gereden. Hof Arnhem-Leeuwarden benadrukte dat de bewijslast in dergelijke gevallen op de inspecteur rust. In deze zaak was echter aan deze bewijslast voldaan, aangezien de inspecteur foto’s kon overleggen van de auto op de snelweg, waarbij het kenteken duidelijk te zien was. Verder stelde het Hof dat de argumenten van de belanghebbende niet geloofwaardig waren. Uit kopiefacturen van diverse garages bleek namelijk dat de auto wel degelijk was gebruikt, aangezien de kilometerstand van de auto steeds opliep. En met betrekking tot de diefstal van de kentekenplaten had de belanghebbende inderdaad aangifte gedaan, maar deze diefstal had volgens de aangifte pas plaatsgevonden nádat de auto door de Belastingdienst op de openbare weg was aangetroffen. De naheffingsaanslag bleef dan ook in stand.
Wetten: art. 35 Wet MRB; art. 37 Wet MRB
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 17 september 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6854
Geef een reactie