Als een belastingadviseur nalaat om nadere informatie en bescheiden op te vragen bij zijn cliënt en zich niet verdiept in de toepasselijke wettelijke bepalingen, hoeft dit nog niet te betekenen dat sprake is van voorwaardelijke opzet. Dit oordeelt de Hoge Raad.
Een man ontving een afkoopsom van ruim €200.000 uit een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Zijn belastingadviseur was op de hoogte van de vermogenstoename, maar vroeg verder geen informatie of bescheiden op. Hij gaf de afkoopsom ten onrechte niet op in de aangifte van de man. De inspecteur legde een navorderingsaanslag op met 25% boete en stelde dat de adviseur ter kwader trouw had gehandeld. Deze kwade trouw moest aan de man worden toegerekend, vond ook Hof Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde echter dat de adviseur geen kwade trouw kon worden verweten nu hij had nagelaten nadere informatie en bescheiden op te vragen en zich niet in de toepasselijke wettelijke bepalingen had verdiept. Ook als de adviseur dit wel behoorde te doen bracht dit nog niet de voor voorwaardelijke opzet vereiste bewuste aanvaarding mee van de aanmerkelijke kans dat van de man te weinig belasting zou worden geheven. Er was geen kwade trouw aanwezig en de navorderingsaanslag kon niet in stand blijven omdat geen sprake was van een nieuw feit.
Wet: artikel 16 AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 31 mei 2013, LJN: BY7673
Geef een reactie