Het is niet de bedoeling dat verliezen van een dochter-bv ten laste komen van het resultaat van de moedervennootschap. Daarom maakte de Hoge Raad een einde aan de praktijken van een bv die verliezen van haar dochter-bv aanzuiverde door de vordering op die dochter te verminderen.
De bv in deze zaak wilde in haar aangifte vennootschapsbelasting een vordering op een bv, waarin ze alle aandelen hield afwaarderen met € 125.000. De inspecteur stond dit niet toe, omdat de bv het verlies van die dochter-bv in mindering had gebracht op de vordering. Het verlies was hierdoor ten onrechte ten laste van de winst van de moeder-bv gebracht. Volgens de inspecteur had de bv dit verlies moeten afboeken van de waarde van de deelneming, waarna deze waardedaling onder de deelnemingsvrijstelling moest worden geëlimineerd. Tijdens de zitting kwam ook naar voren dat de bv de verliezen van haar dochter al jaren had aangezuiverd door de vordering op die dochter te verminderen. Het hof zag dit als het verstrekken van informeel kapitaal door de moedervennootschap aan de dochter-bv. Deze kapitaalverstrekkingen konden niet ten laste van de winst worden gebracht. De bv mocht de vordering op haar dochter dan ook niet afwaarderen. Net zoals het hof verklaarde de Hoge Raad het beroep (in cassatie) van de bv ongegrond.
Bron: Hof Amsterdam, 5 juli 2012 (gepubliceerd op 30 augustus 2012), LJN: BX6102, 11/00361
Meer informatie: Hoge Raad, 21 juni 2013, LJN: CA3848
Geef een reactie