Een werkgever kan het lage sectorpremiepercentage alleen toepassen voor werknemers met wie hij een schriftelijke arbeidsovereenkomst is aangegaan waarin de omvang van de arbeid is vastgelegd. Tot juni 2014 – toen dit in een arrest van de Hoge Raad duidelijk werd – was alleen een mondelinge afspraak echter wel een pleitbaar standpunt, zo oordeelde Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een vof die een fruitwinkel runde, was met drie werknemers in 2007 een schriftelijke arbeidsovereenkomst aangegaan. Hierin was de omvang van de arbeidsduur niet vastgelegd. De vof had wel mondeling een vast aantal uren afgesproken en paste daarom in 2012 het lage sectorpremiepercentage voor de WW toe. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vond dit een pleitbaar standpunt, omdat op dat moment nog niet duidelijk was in hoeverre de afspraken schriftelijk moesten worden vastgelegd. Pas op 20 juni 2014 schepte de Hoge Raad hierover voor het eerst duidelijkheid. De boete die de inspecteur had opgelegd moest daarom worden vernietigd. De inspecteur en de vof waren het wel al samen eens geworden dat – gelet op het arrest – de naheffingsaanslag loonheffingen waarbij het hoge sectorpremiepercentage was toegepast, terecht was opgelegd.
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 februari 2015 (gepubliceerd op 17 maart 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:1476
Geef een reactie