Een stelling die de rechtbank tardief verklaarde, kon in hoger beroep wel aan de orde komen. De ontvanger had inmiddels genoeg tijd gehad het tegendeel van de stelling aannemelijk te maken, oordeelde het hof.
De ontvanger bracht vervolgingskosten in rekening nadat hij een man vijftien navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting had opgelegd. De man ging tegen deze beschikkingen vervolgingskosten in bezwaar en daarna in beroep. Op de zitting bij de rechtbank voerde de man opeens aan dat er nooit aanmaningen voor de vervolgingskosten waren verzonden en de beschikkingen daarom moesten worden vernietigd. Dit standpunt was echter te laat ingebracht en werd daarom niet in behandeling genomen bij de rechtbank. In hoger beroep stelde de man zich op hetzelfde standpunt, maar ook de ontvanger bleef bij het standpunt dat de stelling tardief was ingebracht. De hof was het niet eens met de fiscus, omdat een zaak in hoger beroep in volle omvang aan het oordeel van het hof wordt onderworpen. Daarvoor mogen nieuwe feiten en gronden worden aangevoerd. De ontvanger had inmiddels voldoende gelegenheid gekregen om aannemelijk te maken dat de aanmaningen wel waren verzonden, gaf het hof aan. De ontvanger had hiervan ook gebruik gemaakt. Hij legde stukken voor die het vermoeden rechtvaardigden van ontvangst of aanbieding van de aanmaningen op het juiste adres. Daarentegen lukte het de belanghebbende niet om het vermoeden te ontzenuwen. De eerder tardief ingebrachte stelling kon de man dus niet baten in hoger beroep. De vervolgingskosten bleven staan.
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch, 5 maart 2015 (gepubliceerd op 16 maart 2015), ECLI:NL:GHSHE:2015:724
Geef een reactie