Verblijf in een woning tijdens weekenden, vakanties en andere vrije schooldagen was niet voldoende om deze aan te merken als eigen woning. Geen hypotheekrenteaftrek dus.
Sinds 2000 woonde een echtpaar met hun kinderen in een huurwoning. Eind 2007 kochten zij een boerderij die nog grondig gerenoveerd en verbouwd moest worden voordat zij hierin konden trekken. In de loop van 2010 was de boerderij gereed en vanaf 11 november 2010 stond het gezin ingeschreven in de gemeentelijke basis administratie. Voor de jaren 2007 en 2008 weigerde de inspecteur hypotheekrenteaftrek voor de aangekochte boerderij, omdat deze in die jaren en ook in 2010 niet als eigen woning aan te merken was. Het hof oordeelde eerder al dat in 2010 niet de boerderij maar de huurwoning als hoofdverblijf was aan te merken, omdat de centrale levensplaats van het gezin zich daar bevond. Dat het gezin gedurende de weekenden, vakantieperioden en andere vrije schooldagen van de kinderen in de boerderij verbleef en daar ook familie en vrienden ontving, maakte deze conclusie niet anders. De man gaf niet op en stelde beroep in cassatie in, maar ook dat leidde niet tot het gewenste eindoordeel. De Hoge Raad oordeelde zonder nadere motivatie dat de middelen niet tot cassatie konden leiden.
Wet: artikel 3.111 lid 1 en lid 3 Wet IB2001
Meer informatie: Hoge Raad 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:561
Geef een reactie