De behandelingen die een paranormaal therapeut uitvoerde tegen vergoeding, in de vorm van gesprekstherapieën en van personen die geestelijke klachten hadden, waren vrijgesteld van omzetbelasting. Ze vielen onder de werkzaamheden van een psycholoog. Dit oordeelde de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat de term ‘psychologen’ in artikel 11, lid 1, letter g, onder 1° Wet OB (tekst tot 1 januari 2008) niet moet worden beperkt tot ‘academisch gevormde c.q. universitair geschoolde psychologen’. De uitleg conform de Richtlijn houdt echter wel in dat de vrijstelling is beperkt tot gezondheidskundige verzorging die een voldoende kwaliteitsniveau heeft. In het geval van een paranormaal therapeut die patiënten met psychische klachten behandelde door middel van gesprekken, was er sprake van voldoende kwaliteit.. Daarvoor had het hof de juiste maatstaf aangelegd, vond de Hoge Raad. Het hofoordeel dat het magnetiseren (energie overdragen door handoplegging en strijken om blokkades in het lichaam op te heffen) niet kon worden beschouwd als een door een psycholoog verrichte dienst en niet was vrijgesteld, werd niet bestreden. Alleen de gesprekstherapieën van de paranormaal therapeut waren dus vrijgesteld van omzetbelasting.
Wet: art. 11, lid 1, letter g, 1°, Wet OB 1968 (tekst tot 1 januari 2008)
Meer informatie: Hoge Raad, 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:744
Geef een reactie