Als een bedrijfsmiddel bij de reorganisatie van het bedrijf niet meegaat met de onderneming, kan het de status van bedrijfsmiddel verliezen. Het is dan niet mogelijk om voor dit voormalige bedrijfsmiddel een herinvesteringsreserve (HIR) te vormen.
Een vrouw had jarenlang in een pand een apotheek via een eenmanszaak geëxploiteerd. Vanaf 8 januari 2007 was de apotheek in een ander gebouw gevestigd en stond het pand leeg. Sinds 9 maart 2007 stond het ook te koop. In 2007 richtte de vrouw een bv op, waarin zij haar onderneming inbracht. Vervolgens bracht de bv de onderneming, met uitzondering van het leegstaande pand, onder in een nieuw opgerichte dochtermaatschappij. Volgens zowel de fiscus als Hof Arnhem-Leeuwarden stond het pand na deze reorganisatie niet meer duurzaam ter beschikking aan een onderneming van de bv. De onderneming werd nu immers voor rekening en risico van de dochtermaatschappij gedreven. Hierdoor had het pand de status van bedrijfsmiddel verloren en werd het aangemerkt als voorraad. Toen de bv het pand eind januari 2009 verkocht, mocht zij daarom geen herinvesteringsreserve vormen.
Wet: artikelen 3.30, eerste lid, 3.54 en 3.65 Wet IB 2001 en artikel 8, eerste lid Wet Vpb 1969
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 12 mei 2015 (gepubliceerd 29 mei 2015), ECLI:NL:GHARL:2015:3507
Geef een reactie