De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de fiscus geen bijtelling mag toepassen als de werknemer gezien de omstandigheden een auto van de zaak alleen kan gebruiken voor zakelijke doeleinden.
In de zaak voor de Hoge Raad stelde een bv personeel ter beschikking aan vennootschappen die tot hetzelfde concern behoorden. Zij stelde onder andere drie werknemers ter beschikking aan een concernvennootschap die een hotel op een Waddeneiland exploiteerde. Twee van deze drie werknemers beschikten over een rijbewijs. Ook hadden zij toegang tot een sleutelkastje waarin zich de sleutels bevonden van een achtpersoons Landrover Defender en een tweepersoons Smart. De hotelexploitant administreerde niet het gebruik van de autosleutels en men hield evenmin een rittenregistratie bij. Toch oordeelde de Hoge Raad dat de inspecteur geen bijtelling wegens privégebruik van een auto van de zaak mocht toepassen. De Landrover werd gebruikt voor het vervoer van hotelgasten van en naar de veerpont en voor zogeheten safaritochten op het eiland met de hotelgasten. Men gebruikte de Smart voor verhuur aan hotelgasten en incidenteel voor vervoer van werknemers van het hotel naar vergaderingen en dergelijke op het vaste land. Dit waren allemaal zakelijke doeleinden. De Hoge Raad oordeelde dat de auto’s niet ter beschikking waren gesteld aan de werknemers, omdat zij niet de feitelijke macht over de auto’s uitoefenden. De Belastingdienst kon niet aannemelijk maken dat de werknemers de auto’s gebruikten of konden gebruiken voor iets anders dan zakelijke doeleinden.
Wet: artikel 13bis, eerste lid Wet LB 1964
Meer informatie: Hoge Raad, 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1360
Geef een reactie