Als een vordering van de ontvanger wordt gebruikt als steunvordering in een faillissement, kan de gefailleerde de schade die hij lijdt door dit faillissement onder voorwaarden verhalen op de ontvanger. De gefailleerde kan volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant dan het best naar de civiele rechter stappen.
Een (indirect) bestuurder van twee bv’s was aansprakelijk gesteld voor niet afgedragen loonheffingen. Hij ging in beroep tegen de aansprakelijkstelling. Dit beroep werd geschorst toen de bestuurder in een faillissement belandde. Uiteindelijk wilde de ontvanger de procedure intrekken en ontslag van instantie aanvragen. Dit betekent dat de belastingrechter geen uitspraak zou doen over het geschil. De bestuurder wilde dat de rechter wel uitspraak deed. Hij stelde dat de vordering van de ontvanger was gebruikt als steunvordering voor het faillissement. Een schuldeiser kan pas faillissement aanvragen als naast zijn eigen vordering minimaal één andere opeisbare vordering (de steunvordering) onbetaald wordt gelaten. De bestuurder eiste een vergoeding van de ontvanger voor schade die hij had geleden door het faillissement. De rechtbank wees de man erop dat de geleden schade niet rechtstreeks voortvloeide uit de aansprakelijkstelling. De man kon zich daarom ook tot de civiele rechter wenden voor een schadevergoeding. Zijn belang bij afwijzing van het ontslag van instantie was daarom kleiner dan het belang van de ontvanger, die de procedure wilde beëindigen. De rechtbank verleende dan ook de ontvanger ontslag van instantie en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
Wet: artikel 8:22 Awb en artikelen 25 en 27 Faillissementswet
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13 mei 2015 (gepubliceerd 9 juni 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:3296
Geef een reactie