Sinds de reorganisatie van de Belastingdienst in 2003 kan de inspecteur in beginsel informatie met betrekking tot een op te leggen aanslag halen uit dossiers over andere belastingen en belastingplichtigen. Hij hoeft echter zulke andere dossiers niet door te spitten als de aangifte van de belastingplichtige daartoe geen aanleiding geeft. Dit is bevestigd door de Hoge Raad.
De desbetreffende cassatieprocedure was gericht tegen een navordering van inkomstenbelasting over de winst die een vof had behaald met de verkoop van een bouwterrein. Voor meer informatie over de onderliggende zaak zie: ‘Ongebruikte beroepsgrond is later nog te gebruiken’. De vennoot stelde dat de inspecteur niet beschikte over een nieuw feit. De akten van levering waren in 2001 gedeponeerd bij de afdeling Registratie & Successie van de eenheid van de inspecteur. Na de reorganisatie van de Belastingdienst in 2003 hadden deze documenten moeten behoren tot het dossier van de inspecteur, aldus de vennoot. De Hoge Raad wees de man erop dat de inspecteur niet altijd is verplicht dossiers te raadplegen die zijn aangelegd voor andere belastingplichtigen en/of belastingen. Deze plicht ontstaat pas als de inspecteur reden heeft om aan de aangifte te twijfelen. De reorganisatie van de Belastingdienst in 2003 heeft geen verandering gebracht in het belang van de oude jurisprudentie over deze kwestie.
Wet: artikel 16, eerste lid AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1515
Geef een reactie