De WOZ-waarde is voor alle woningen, ook voor woningen die in box 3 vallen, uitgangspunt voor de waardebepaling. Dit geldt ook als sprake is van een groot verschil tussen de WOZ-waarde van de woning en de bij verkoop gerealiseerde waarde. Van strijdigheid met het EU-recht is volgens Hof Den Haag geen sprake.
Een eigenaar van een onroerende zaak spande een rechtszaak aan, omdat de fiscus volgens hem ten onrechte was uitgagaan van de WOZ-waarde van ziijn woning. Het ging om een woning die voor 1/3 deel werd gebruikt als eigen woning en voor 2/3 deel werd verhuurd aan studenten. De woning werd op 23 november 2012 onderhands verkocht voor € 195.000. Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2011 en de aanslag IB/PVV 2012 was de inspecteur ervan uitgegaan dat de woning voor 2/3 deel tot de rendementsgrondslag van box 3 moest worden gerekend. Hij was daarbij uitgegaan van het aan het verhuurde deel van de woning toe te rekenen WOZ-waarde. Volgens belanghebbende was het verschil tussen de in aanmerking genomen WOZ-waarden van ruim € 559.000 en de bij verkoop gerealiseerde waarde van € 195.000 zo groot, dat sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht. Dit was volgens hem in strijd met het EU-recht. Ook stelde hij dat de fiscus rekening had moeten houden met een lagere waarde wegens de verhuurde staat van de woning.
Toch WOZ-waarde
De rechter stelde voorop dat niet kan worden gezegd dat de wetgever door de WOZ-waarde te gebruiken bij de waardebepaling van een woning in het kader van de heffing in box 3, een belastingmaatregel heeft getroffen die elke redelijke grond ontbeerd. Verder oordeelde de rechter dat de behaalde verkoopopbrengst, in dit geval van gedwongen verkoop, geen goede maatstaf was voor de waarde in het economische verkeer. Toepassing van de leegwaarderatio voor verhuurde woningen was volgens de rechter evenmin mogelijk, nu belanghebbende niet aannemelijk kon maken dat de huurders van haar kamers vielen onder huurbescherming (zie ook Leegwaarderatio soms onverbindend). Het hoger beroep van de man faalde derhalve.
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 9 juni 2015 (gepubliceerd op 17 juni 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:1609
Geef een reactie