Een partij wiens verzoek tot geheimhouding van stukken is verworpen mag er voor kiezen die stukken alsnog niet te overhandigen en de consequenties die de rechter eraan verbindt te aanvaarden.
In de tipgeverszaak had de geheimhoudingskamer van de rechtbank geoordeeld dat de inspecteur de naam van en afspraken met de tipgever bekend moest maken. De inspecteur had dit in hoger beroep niet bestreden, maar twee FIOD ambtenaren deden wel beroep op hun geheimhoudingsplicht toen zij naar de naam gevraagd werden. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de inspecteur hiermee de rechtsorde ernstig had geschaad en vernietigde de opgelegde (navorderings)aanslagen (zie: Fiscus geeft identiteit tipgever niet prijs; aanslagen vernietigd). Volgens de Hoge Raad ging het hof er onterecht vanuit dat elke weigering alsnog stukken te overleggen de rechtsorde ernstig schaadt. Een partij wiens verzoek tot geheimhouding van stukken is verworpen mag er voor kiezen die stukken alsnog niet te overhandigen en de consequenties die de rechter eraan verbindt te aanvaarden. Die mogelijkheid zou de inspecteur bij deze zaak bovendien evenmin verloren hebben indien het hof zelfstandig de redenen had getoetst die de inspecteur voor zijn weigering had. Het oordeel dat de FIOD ambtenaren gedwongen kunnen worden de naam e.d. alsnog te noemen zou in strijd komen met deze keuzevrijheid. Een ander hof moet het hoger beroep opnieuw behandelen.
Reactie mr. Mark Hendriks
Mr. Mark Hendriks laat Taxence weten de uitspraak opvallend te vinden. 'In de heersende leer werd ervan uitgegaan dat de consequenties die de feitenrechter verbindt aan het niet voldoen aan de inlichtingenplicht van een der partijen, door de Hoge Raad slechts marginaal worden getoetst. In deze zaak toetst de Hoge Raad echter in volle omvang.' Hendriks vindt de uitspraak bovendien teleurstellend, niet alleen voor zijn cliënten maar ook vanuit een oogpunt van rechtsbescherming, gelet op de handelwijze van de Belastingdienst bij het Hof. 'Aanvankelijk wilde de fiscus op geen enkele wijze meewerken aan het horen van de getuige en zag hij ondubbelzinnig af van een beroep op art. 8:29 Awb. Die houding veranderde toen het Hof de onherroepelijke gevolgen daarvan uitsprak. De Hoge Raad is coulanter dan het Hof en geeft de fiscus toch een herkansing. De Hoge Raad overweegt ten overvloede ten slotte dat de FIOD-ambtenaren als getuige toch verschoningsrecht hebben. Dat geeft duidelijkheid voor de toekomst', aldus Hendriks. Of daarmee ook de strafzaak tegen het Ministerie van Financiën van de baan is, is onduidelijk volgens Hendriks. 'Verschoningsrecht staat immers in beginsel los van de vraag of getuigen (ongeoorloofd) zijn beïnvloed of geïnstrueerd.'
Wet: artikelen 8:29 en 8:31 Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3600
Geef een reactie