Zelfs als twee partijen een leningsovereenkomst afsluiten voor de financiering van een project van een vennootschap waarin beide zullen participeren, wil dat niet altijd zeggen dat die partijen gelieerd zijn. Tenzij andere factoren het tegendeel bewijzen, wordt de lening dan ook geacht zakelijk te zijn.
In een zaak voor de Hoge Raad hadden een bv, een SA en een natuurlijk persoon een intentieovereenkomst afgesloten. Zij wilden een satellietcommunicatiesysteem in Guinee tot stand brengen en exploiteren. Daartoe zouden zij een vennootschap oprichten waarin ieder voor een derde zou participeren. De bv kocht de apparatuur met geld dat zij leende van de natuurlijke persoon. Toen het project niet van de grond kwam, verklaarden de bv en de natuurlijke persoon dat zij niets meer van elkaar hadden te vorderen. De bv stelde vervolgens dat het voordeel uit de kwijtschelding onbelast was, omdat de lening onzakelijk zou zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de lening wel degelijk zakelijk was. De natuurlijke persoon was geen aandeelhouder of bestuurder van de bv en dus geen gelieerde partij. Behalve aandeelhoudersrelaties zijn er ook persoonlijke betrekkingen die schuldeisers onzakelijke debiteurenrisico’s doen aanvaarden. Van zulke betrekkingen was hier echter geen sprake. Nu de lening zakelijk was, behoorde de kwijtscheldingswinst tot de belaste winst.
Meer informatie: Hoge Raad, 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3599
Geef een reactie