Spijzen en dranken verstrekt aan het personeel tijdens vaktechnische bijeenkomsten vormen geen loon in natura in de zin van het BUA. De btw over zulke verstrekkingen is op grond van de BUA-regeling beperkt aftrekbaar, ongeacht het bij feitelijke aanwending van de goederen gemoeide bedrijfsbelang.
Rechtbank Noord-Holland had eerder beslist dat de btw-richtlijn toestaat dat een lidstaat de btw-aftrek over het verstrekken van spijzen en dranken aan personeel uitsluit. De wetgever hoeft daarbij geen onderscheid te maken tussen een zakelijke of persoonlijke aard van de verstrekkingen. In hoger beroep stelde een werkgever dat zijn doelstelling, het realiseren van een bepaald aantal declarabele uren per werknemer, vereiste dat hij de spijzen en dranken tijdens vaktechnische bijenkomsten aan zijn werknemers (om niet) verstrekte. Anders zou de lunch meer tijd vergen van zijn werknemers, wat ten koste zou gaan van voornoemde doelstelling. De werkgever meende dat aan de Fillibeck-criteria van het Europese Hof werd voldaan, omdat sprake was van bijzondere omstandigheden die hem dwongen om de verstrekkingen voor zijn rekening te nemen. Ook verwees hij naar het ‘outplacement-arrest’ waarin de Hoge Raad de Fillibeck-criteria had toegepast voor de BUA-categorie ‘loon in natura’. Maar volgens het hof was de stelling van de werkgever gebaseerd op een onjuiste lezing van het arrest. De verstrekkingen in kwestie kwalificeerden naar hun aard als spijzen en dranken en niet als loon in natura. De Fillibeck-criteria was dus niet van toepassing. De aftrek van voorbelasting die drukte op de aanschaf van de spijzen en dranken was uitgesloten op grond van het BUA.
Wet: artikel 16, eerste lid en artikel 16a Wet op de omzetbelasting 1968
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 12 november 2015, (gepubliceerd op 2 december 2015), ECLI:NL:GHAMS:2015:4960
Geef een reactie