Ook als een werknemer een (meer dan symbolische) vergoeding betaalt aan zijn werkgever voor het privégebruik van de auto van de zaak moet een BUA-correctie plaatsvinden. Bij die correctie hoeft volgens de Hoge Raad geen rekening te worden gehouden met de door de werknemer betaalde eigen bijdrage.
Een bv die auto’s ter beschikking stelde aan haar personeel wilde de btw op alle uitgaven voor de auto’s in aftrek brengen. De bv stelde dat geen ruimte was voor correctie op basis van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA), omdat de werknemers een eigen bijdrage hadden betaald voor het privégebruik van de auto’s. Volgens de Hoge Raad kon de werkgever niet aannemelijk maken in hoeverre hij recht had op aftrek van de in rekening gebrachte btw voor de auto’s. Aangezien geen kilometeradministratie was bijgehouden kon niet worden uitgegaan van de werkelijke kosten van het privégebruik en aansluiting worden gezocht bij het percentage van 27. De Hoge Raad merkte verder nog het volgende op. Wanneer de door een werknemer aan zijn werkgever betaalde bijdrage voor privégebruik van een auto ten minste gelijk is aan de kosten die aan de werkgever in rekening zijn gebracht voor dat privégebruik, leidt toepassing van het BUA niet tot een aftrekbeperking. Wel moet de werkgever voor het ter beschikking stellen van de auto’s aan een werknemer omzetbelasting op aangifte voldoen over de daarvoor gevraagde vergoeding. Dit is volgens de Hoge Raad niet in strijd met de Btw-richtlijn 2006.
Wet: artikel 1, eerste lid, onderdeel c Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting en artikel 2 Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 en artikel 15 Wet op de omzetbelasting 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 11 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2492
Geef een reactie