Indien de definitieve belastingdruk voor een niet-ingezetene uiteindelijk hoger is dan voor ingezetenen, is de Nederlandse bronheffing van dividenden in strijd met EU-recht. Zo oordeelt het Hof van Justitie. Dit omdat Nederland enkel voor ingezetenen voorziet in een mechanisme van aftrek en teruggaaf van de inhouding.
De Hoge Raad moet dit voor drie zaken beoordelen. Deze zaken betreffen twee Nederlandse onderdanen met woonplaats in België en de Franse vennootschap Société Générale (vergelijk: Inhouding dividendbelasting op uitkering aan Franse vennootschap is EU-proof). Het HvJ stelt als eerste vast dat een eventueel verschil in behandeling niet voortvloeit uit een verschil in heffingstechniek, maar uit het niet bieden van een voordeel, voorkoming, aan niet-ingezetenen. Immers voor ingezetenen is de dividendbelasting een voorheffing op de inkomstenbelasting (box 3) of de vennootschapsbelasting, waardoor ingezetenen de dividendbelasting kunnen verrekenen. Er is om die reden een verschil van behandeling van vergelijkbare gevallen. Indien daadwerkelijk een hogere belasting voor een niet-ingezetene resulteert, kan dit verschil in behandeling worden gerechtvaardigd als in betreffende zaak voorkoming alsnog is geregeld met het toepasselijke bilaterale verdrag. Zo niet dan is de regeling in strijd met EU-recht omdat niet gesteld is dat sprake is van een dwingende reden van algemeen belang.
Wet: artikel 10, leden 1 en 2 DB 1965 en artikel 15 AWR, art. 63 VwEU; art. 65 VwEU
Meer informatie: Hof van Justitie EU 17 september 2015, In de gevoegde zaken C‑10/14, C‑14/14 en C‑17/14
Geef een reactie